Nieuwsbericht toevoegen Overdenking toevoegen Agenda-item toevoegen

Drs. Hoekstra ‘Heb elkaar lief’

Op zondag, 19 september jl., ging ambulant predikant Hoekstra (drs-p-hoekstra-ambulant-predikant-in-de-ringvaartkerk) voor in de Ringvaartkerk in Nieuwerkerk a/d IJssel en sprak over Jesaja 45:15-19 en Johannes 15:9-17.

Heeft u wel eens een huis gebouwd? En dan bedoel ik met eigen handen. Dus niet een opdracht gegeven aan een architect en aannemer, maar dat bijna elke steen, balk of plank door uw handen is gegaan.  Ik heb ooit met een bepaald doel een visitekaartje gemaakt en daar staat op: “Ik ben Pieter, geboren als timmermanszoon, zoon van Germen. Ik ben een bouwer en heb vaker elke steen, elke balk en plank door mijn handen laten gaan. Ik ben Pieter. Kleinzoon van Pieter de timmerman. Volgens de overlevering nazaat in de 37ste generatie van Gosse Forteman van Almenum, die in het jaar des Heren 777 op zijn terp de eerste kerk in Friesland bouwde met zijn eigen volkje.”

Een deel van u heeft nog actief meegebouwd aan dit kerkgebouw. Misschien niet dat elke staan u door de handen ging, maar er is hier een huis van God neergezet. Iedereen in de omgeving kan zien dat God er nog is! Gemeente, wij zijn nóg altijd bouwers! Maar, sta me toe dat ik u eerst meeneem naar het begin van de Bijbel. Letterlijk naar de eerste woorden van het boek. Op het scherm ziet u een vreemd teken. Nou ja, zo vreemd hoeft dat ook weer niet te zijn. Het is de 2e letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is de ‘B’. U kent de naam van die letter. Met Kerst horen we van Beth-lehem – Beth Lechem.  Het ‘Huis van Brood’. Beth betekent dus ‘huis’.

Maar de letter ‘B’ is ook de allereerste letter in de Bijbel. De Rabbijnen vertellen daarover een mooi verhaal. U weet misschien dat we het Hebreeuws van rechts naar links lezen. Precies andersom dan wat wij gewend zijn. En als je heel goed naar die letter kijkt dan kun je er zo een kerststal van maken. Teken er een kribbe in en een paar mensen en je hebt zomaar een stal of een huisje. Onderaan heb je de grond, rechts een achterwand en daarboven het dak. Het is de –B- van ‘beschutting’, het biedt veiligheid en geborgenheid. Dat is wat een huis ons moet bieden.

Maar de Rabbijnen gaan verder. De achterwand van het beschuttende huis is naar de kant van de leegte. Zo begint het immers in de Bijbel. ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde. En de aarde was…’ – in het Hebreeuws van de Bijbel hoor je de dreiging doorklinken - ‘De aarde was וָבֹהוּ  תֹהוּ - hoort u het? De aarde was wóest en léeg. Waarom?! Gód had nog niet gespróken! Er is alleen maar chaos! En daar – in de chaos – kan de mens niet leven!

En dáarom – daarom is er een beschermende muur – er is een veilige muur in de rug van de mens. Vanuit dit veilige huis kan de mens zijn weg gaan met God. Gemeente, wij leven in Gods Woorden. Vanaf die eerste letter in de Bijbel - vanaf het moment dat God Zijn lippen van elkaar doet –BETH- van dat punt af gaan wij – mét God – onze weg door het leven. En omdat Gód als eerste de mens een veilig huis bouwde – én omdat wij naar Góds beeld geschapen zijn – dáárom zijn wij bouwers. God schiep ons daar aan het begin naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis, staat er ouderwets.

Even terug naar onze Jesaja-lezing vandaag. Het staat niet in de Bijbel wat ik u nu ga vertellen. Het staat in de Talmoed – de oude Joodse uitleg uit de tijd van het Nieuwe Testament. Vorige week noemde ik het al. Met dit Talmoedische verhaal moet u Jesaja nog eens beluisteren.

Laat me u dit verhaal vertellen:
Het schijnt - dat toen het volk nog in allerlei goden geloofde - dat de vader van Abrahams een godenwerkplaats had. In dat atelier maakte hij de godenbeelden. Die verkócht hij en andere mensen knielden en baden daar weer voor. Abraham had al begrepen dat de échte God ónzichtbaar is. En op een dag - zijn vader Terach was naar de markt met een voorraad van zijn afgodenbeelden, sloeg Abraham met een ijzeren staaf alle beelden de kop er af – op één na. Het grootste beeld tenslotte gaf hij de ijzeren staaf in handen. Abraham klopte zijn handen af en vertrok.

Toen pa weer thuiskwam was die in alle staten. ‘Wie heeft dit gedaan?!’ brieste Terach. Abraham overzag het slagveld, wees naar het grootste beeld en constateerde: ‘Die daar.’ Verbouwereerd keek zijn vader hem aan: ’Abraham, ik ben niet gek! We weten allebei dat een béeld dit niet kan aanrichten.’ Abrahams antwoord aan Terach kon heel kort zijn: ‘Inderdaad’, zei Abraham.

De Schepper heeft de mens naar Zijn beeld geschapen. De taal - onze woorden - vormen daarin misschien wel het meest sprékende kenmerk. Woorden kunnen máken – woorden kunnen bréken. Met woorden kunnen we scheppen en met woorden kunnen we vernietigen. Als het er op aankomt blijken onze woorden vaak veel en veel sterker dan onze handen. Misschien is het juist ook daarom dat God sprak! – en het was er. Gemeente, van die eerste letter af begint de schepping. Schepping is geen chaos meer – nee, in de schepping komt alles op z’n plek te staan.

Jesaja wil ons al deze gebeurtenissen in gedachten brengen – díe God, die ons geschapen heeft. Díe God brengt redding. En alles en iedereen die met deze God wil concurreren – dat wordt allemaal te schande gemaakt – alle godenbeelden verliezen hun hoofd. Dit is het beeld dat op ons afkomt in de Profeten: Maak je de woorden van God eigen. Maak ze vruchtbaar. Leg een knoop in je zakdoek. Nee sterker nog, bind Gods woorden letterlijk op je voorhoofd, zegt Mozes. O, vanuit de psychologie valt hier ook zoveel over te zeggen – juist het voorhoofd – daar zit ons geweten, onze ethiek. Mozes wist dat nog niet, maar de Eeuwige misschien wel! Door de poriën dringt Gods bevrijdende Wet a.h.w. door in ons geweten. Maar de orthodoxe Jood die dat kastje op zijn voorhoofd draagt, die ontkomt er in ieder geval niet aan dat hij het ziet. En als hij zijn arm omwindt met de gebedsriemen dan kan hij zich niet losrukken van Gods woord.

Maak je de woorden van God eigen. Laat jouw leven samenlopen met dat Woord van God. Denk er aan in je opstaan, in je slapen gaan; denk er aan als je zit, als je staat of als je gaat. Ik stond in Jeruzalem eens te wachten op de bus en naast me stond de man zacht prevelend te lezen in zijn gebedenboekje. Hij voelde dat ik keek, knikte me toe, terwijl hij tegelijk vaststelde dat ik geen hulp behoefde. Bij het instappen liet hij het boek even zakken, maar toen we beiden ons in de lus voor de staande reizigers hadden gewurmd, was al zijn aandacht alweer getrokken in zijn gebedenboek. Deze gelovige man zag dat ík géen hulp nodig had. Dus kon híj doorgaan met zijn studie en gebed.

Daar bij de berg Sinaï, waar God Israël tot een volk maakt – omdat Hij het volk een Wet geeft met Pinksteren  – daar antwoordt het volk dan: ‘Wij zullen het doen en ernaar horen!’ Ja, dat is toch raar! Eerst zeggen ze dat ze Gods wet zullen uitvoeren – we zullen het doen! – en dan pas volgt ‘we zullen het horen’!

Martin Buber vertelt dat het juiste handelen in het Jodendom belangrijker gevonden wordt dan het juiste spreken of het juiste belijden. Ik sprak zonet ook over orthodoxe Joden. Die orthodoxe Jood in Jeruzalem keek even op of ik hulp nodig had. Dat bleek niet het geval te zijn, dus kon hij verder met zijn gebedenboek. Ik als medemens was voorgegaan op zijn opdracht om te studeren. Het handelen gaat vooraf aan het horen en spreken. Voor de fijnproevers onder ons: de orthopraxie - het handelen – heeft voorrang op de orthodoxie – de juiste belijdenis. Daarom zegt Jezus op deze dag – niet: ‘Jullie moeten gelóven!’ Nee, we horen hier vandaag: ‘Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief!’ Een kerk bouwen – dat doe je met liefde. Dat doe je door elkáar lief te hebben.

Lieve mensen,  het begint in de Bijbel met een huis – een veilige plek – die moet er zijn – de beschutting van dat huis hebben we nodig. Een veilige plek, met een stevige muur die ons beschermd tegen de chaos van die woeste en lege nietsheid. Dan begint het daar met een huis – met een Hof, waar God met de mens wandelt en spreekt in de avondkoelte. God zoekt de mens daar op. Waar al die onrust van de wereld besproken kan worden. Waar je dat los kunt laten. Een huis van God, zoals het hier in de hectiek van alledag mag staan.

Ik ben Pieter, geboren als de zoon van Germen, een timmerman; kleinzoon van Pieter, een timmerman. Wie bent u? Wij zijn bouwers! Wij bouwen aan de kerk – aan de gemeente van onze Heer. Let daarbij telkens op de vruchten. Zijn ze goed? Zijn ze gezond voor ons? Of zijn ze ziek en ziekmakend? Let op de vruchten. Maar we zijn bouwers! Wij bouwen in liefde vanuit dat fundamentele gebod vandaag: ‘Heb elkaar lief!’

Wij hebben scheppings-macht ontvangen! Woorden die kunnen afbreken, of opbouwen; woorden die kunnen vernietigen, of woorden die kunnen scheppen en genezen. Weet u: aan ons de keuze. Maar ‘dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.’

Naar het overzicht