Ds. Anja Matser ‘nog steeds leven we in de Paastijd’
Ds. Anja Matser, geestelijk verzorger in de Rotterdamse wijk Ommoord, schreef onderstaande overweging voor de nieuwsbrief van de Openhof kerk.
Afgelopen zondag was het de vierde zondag van de Paastijd, zondag Jubiláte Deo, naar het keervers van Psalm 66: Juich voor God. Er zijn prachtige verhalen die we kunnen lezen in deze Paastijd, en een van die verhalen is het ontroerende verhaal van de Emmaüsgangers. Die twee mannen die van Jeruzalem naar Emmaüs lopen – de verkeerde kant op want ze lopen weg van de plaats van het heil omdat ze teleurgesteld zijn in hun Heer en Heiland. Hij ‘van wie zij hoopten dat hij het was die Israël zou verlossen’. Maar hun droom is aan diggelen gevallen, hun hoop uit elkaar gespat.
Hoe herkenbaar voor velen van ons. Een droom, zolang gekoesterd, zolang gehoopt en dan de teleurstelling omdat het leven zo anders gaat dan we gehoopt hadden. Voor deze twee mannen op weg naar Emmaüs geldt niet het Jubiláte Deo, ze zijn bepaald niet in een jubelstemming. Blijkbaar was die Jezus met wie ze drie jaar waren opgetrokken toch niet de Messias, de Bevrijder die ze in hem gezien hadden. En dan komt hij in wie ze zo teleurgesteld zijn naast hen lopen. En… ze herkennen hem niet. Hoe dat komt? ‘Hun ogen waren overmeesterd’, staat er. Overmeesterd door de feiten die ze gezien hadden, de kruisiging, het sterven en de graflegging van hun geliefde Meester. Dat zijn de feiten die ze gezien hebben. Hoe vaak is het ook in ons leven dat we ‘overmeesterd’ worden door de feiten? Door alles wat er on ons heen gebeurt, in de wereld en ook in ons persoonlijk leven.
De feiten kunnen ook ons de verkeerde kant op laten kijken, ons de verkeerde kant opsturen. Al die feiten die deze twee mannen gezien hadden vertellen ze aan die vreemdeling die naast hen komt lopen, zo vreemd en toch zo vertrouwd… ‘Was ons hart niet brandende in ons, toen hij onderweg tot ons sprak’… zullen ze later zeggen. Hun hart herkent de woorden die de vreemdeling tot hen spreekt, hun ogen zien hem niet. Totdat… hij het brood met hen breekt. Dan gaan hun ogen open. Hoe prachtig wordt dit verteld door Lukas, want is dat ook niet de enige weg om hem, onze Heer en Heiland te herkennen: in het breken van het brood. Juist dat brood dat er is om te délen, niet om voor onszelf te houden. Hoe vaak gebeurt het niet in onze wereld, ook in onze kerkelijke wereld dat er brood wordt gebroken zónder de broeder, zónder de zuster?
Is het daarom dat velen de Opgestane Heer in ons midden niet meer herkennen? Omdat wij het brood niet meer met elkaar delen? Brood als teken van gerechtigheid. Gerechtigheid doen voor en aan elkaar. Zoals Jezus dat gedaan had, hij kwam om alle gerechtigheid vól te maken. Daar waren zijn woorden en daden op gericht. Dát hadden deze twee mannen ook gezien. En nu, nu hij het brood breekt, dat teken van gerechtigheid, nu herkennen die twee mannen hem. En dan weten ze ook: we moeten terug! Terug naar de plaats van het heil: terug naar hun broeders en zusters om hen te vertellen over het heil aan hen geschied. Als u, die dit leest, evenals die twee mannen op weg naar Emmaüs geen toekomst meer ziet, uw hoop vervlogen om wat voor reden dan ook, uw ogen overmeesterd door de feiten om u heen of in uw eigen leven… Kijk dan vandaag naast u, kijk naar uw broeder en zuster, naar de vreemdeling in uw straat, uw buurvrouw of buurman, al die mensen zo dichtbij – en deel het brood met hem of met haar. Want in het breken van het brood herkenden zij hun Heer.