Nieuwsbericht toevoegen Overdenking toevoegen Agenda-item toevoegen

Ds. Anja Matser  ‘Troost’

Ds. Anja Matser, geestelijk verzorger in de Rotterdamse wijk Ommoord, schreef onderstaande overweging voor de nieuwsbrief van de Openhof kerk.

 Het tweede deel van het profetenboek Jesaja begint met prachtige woorden van troost: Troost, troost mijn volk, spreek tot het hart van Jeruzalem… Het volk Israël was in ballingschap gegaan en staat nu op het punt om terug te keren naar het Beloofde Land. En God weet wat dit volk allereerst nodig heeft na jaren in Babel te hebben gezeten, geen opbeurend praatje maar troost. ‘Troost, troost mijn volk’… zegt God zélf.

Troost, een prachtig woord, juist in deze tijd. Een tijd waarin het donker kan zijn om ons heen, letterlijk en figuurlijk. Donker om ons heen en ook donker in onszelf. Toen ik ging nadenken over dat woord troost moest ik vooral denken aan onze kleinzoon Ezmir die bij ons woont. Hoe hij mijn armen opzoekt als hij getroost wil worden; omdat hij gevallen is of omdat hij verdrietig is doordat hij ruzie heeft met een vriendje of doordat er iets op school niet zo goed gegaan is. Dan kruipt hij weg in mijn armen en houd ik mijn armen net zolang om hem heen tot zijn tranen opgedroogd zijn en hij mijn armen niet meer nodig heeft. En daar zit al meteen een belangrijk aspect van troost in – troost kost tijd… Ja, troost heeft tijd nodig. Je kunt iemand niet ‘even’ troosten en ‘dan moet het maar weer goed zijn’.

Nu is het zo mooi dat het woord voor troost in de grondtaal van de Bijbel, in het Hebreeuws een dubbele betekenis in zich draagt: zowél verdriet áls troost. Wij trekken die twee dingen uit elkaar: of je bent verdrietig, of je bent getroost. En we gaan er dan ook vanuit dat als we iemand getroost hebben, het verdriet voorbij is. Maar in het Hebreeuws zijn verdriet en troost onlosmakelijk met elkaar verbonden. En hoe mooi en troostend is dat op zichzelf al niet? Dat die twee woorden zo bij elkaar horen… Dat de troost als het ware oploopt met het verdriet – verdriet dat misschien wel nooit voorbijgaat. Soms is er in ons leven een verdriet zo groot – dat blijft, dat dragen we ons hele leven met ons mee. En dan is het te hopen dat er tegelijk ook een levenslange troost voor ons is, ín dat verdriet.

Dat er iemand is die daar weet van heeft: troost duurt net als dat verdriet soms een leven lang. Jezus wist daarvan. Voordat hij de weg naar Jeruzalem ging, de weg naar het kruis, zei hij tegen zijn discipelen: Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in de eeuwen der eeuwen… (Joh.14,16). Jezus wist, mijn mensen hebben troost nodig, niet even, maar tot in de eeuwen der eeuwen. In deze troost mag u een thuis vinden voor uw tranen. Een thuis voor uw tranen, ook voor die tranen die u misschien nog nooit gehuild hebt. Ja, dat vraagt tijd, soms heel veel tijd, soms een leven lang.

Bij onze God is er die tijd, tijd voor onze tranen tot in de eeuwen der eeuwen. Zoals een moeder zorgt en troost Voor kinderen haar toevertrouwd En waarborgt dat zij leven: Zo werkt een God van liefde En geen uur verflauwt zijn vuur. Niet meer verstomd het woord Dat Hij ons heeft gegeven. (Lied 811, Liedboek voor de Kerken).

Naar het overzicht