Nieuwsbericht toevoegen Overdenking toevoegen Agenda-item toevoegen

Ds. Hoekstra ‘daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van mij zijn’

Op zondag, 15 mei jl., ging ambulant predikant Hoekstra voor in De Ringvaartkerk in Nieuwerkerk a/d IJssel en sprak over de leerling zijn naar aanleiding van Deuteronomium 6:1-9 en Johannes 13:31-35. Wij hebben allemaal afscheid genomen van mensen die ons heel in het bijzonder lief waren. Soms kun je daar vrede mee hebben – als een leven voltooid is – als er niet meer zoveel te winnen was met verder te leven; en soms is het juist ook het tegenovergestelde. Het was onbegrijpelijk en eigenlijk onaanvaardbaar. Ja, we hebben allemaal wel afscheid moeten nemen. Vaak door de dood. Als gemeente stonden we vandaag eerder stil bij Joop Verhave, die zovelen van ons zo bekend was.

Ik moet zelf ook denken aan het overlijden van mijn vader – al weer een jaar of wat geleden. Voor tegenwoordige begrippen veel te jong nog. En het was asbest – dus uit niets ontziend winstbejag van sommigen. Onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. En toch was die laatste periode – in leven en in sterven – heel bijzonder. De woorden die we nog wisselden; de hoop die we deelden; misschien werd op verschillende manieren de grens tussen dood en leven overschreden. Misschien is de dood iets dat plaats vindt op een enkel moment, maar sterven is een proces. Ik kan niet eens zeggen dat de dood daarop het sluitstuk is, zelfs al stelt een arts dat moment tot op de minuut nauwkeurig vast. Als ik die oorlogsbeelden uit Oekraïne zie dan voel ik naar de mensen daar bovenal medelijden – ook hebben we al zoveel beelden gezien dat de nabestaanden niet eens de gelegenheid krijgen hun geliefden te wassen en in rust neer te leggen.

Vandaag zien we in het Evangelie ook zo’n afscheid. Ja, er is verschil! Het is niet het sterfbed van Messias Jezus. Ik denk dat buiten Judas ook niemand in de gaten heeft wat er staat te gebeuren. En Judas is net de deur uitgegaan. En anders dan bij een sterfbed moet Jezus zijn meest geliefde vrienden nog wakker schudden. Een van de dingen die voor mij naar voren kwam was de haast die de Heer lijkt te hebben. Of ‘haast’ is misschien eigenlijk niet zo’n mooi woord. ‘Urgentie’ is misschien een betere term. Bij herhaling spreekt Jezus het woord ‘NU’. Niet meer ‘straks’ of ‘later’, nee ’NU’! Er is geen tijd meer. Nu gaat het gebeuren; nu moeten we het er over hebben. Trouwens, ook in de woorden van Mozes horen we dat vandaag terug. ‘Houd je aan de geboden zoals ik die NU aan jullie geef.’ ‘Houd de geboden die ik jullie VANDAAG opleg steeds in gedachten.’ Stel niets uit! Dat lijkt wel de boodschap.

Toch is de werkelijke boodschap een andere. Dat is de boodschap van de liefde. God liefhebben boven alles. En liefhebben met heel je hart betekent: laat zien hoe sterk onze liefde voor God is; alles willen hebben dat je hartje begeert? Gód liefhebben met heel je hart! En dat wat daarmee niet te verenigen is dat verwerpen wij dan. Dat is nogal wat! ‘Liefhebben met heel je ziel’, in de Bijbel zetelt de ziel in het bloed. ‘Liefhebben met heel je ziel’ betekent dus eigenlijk: liefhebben, zelfs al zal het je je leven kosten. ‘Liefhebben met heel je vermogen’ zegt de Statenvertaling – met heel je kunnen – met je hele hebben en houden. Dat ‘vermogen’ vond ik voor onze eigen tijd eigenlijk wel mooi. Wij gebruiken het woord ‘vermogen’ immers ook voor ons geld en bezit – vermogen. En meer dan ooit lijkt geld het belangrijkste in deze wereld. Niets ontziend winstbejag van velen. Er wordt creatief met wetten en regels omgesprongen. De mazen van de wet worden steeds gezocht en opgerekt. Het lijkt niet belangrijk wat ons gedrag uitricht bij anderen. Het is enkel van belang of de wetsregel nog net zó kan worden uitgelegd dat het niet strafbaar is. ‘Liefhebben met heel je vermogen’ – of ik een gebod vervul mag niet afhankelijk zijn van de vraag hoeveel mij dat kost.

Dat is de wet van Mozes. De Heer Jezus verandert daar niets aan. Hij voegt er ook niets aan toe – geen tittel of jota. Behalve dan hoe Hijzelf hiermee omgaat. Het laatste vers uit de Evangelielezing lees ik u nog een keer voor uit de Willibrordvertaling: ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: dat je elkaar liefhebt. Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben. Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren.’

En de opdracht? ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: dat je elkaar liefhebt. Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren.’ Als die liefde niet wordt bewaard onder de volgelingen van Messias Jezus – de leerlingen, de vrienden van de opgestane Heer – waar zal het dan nog worden gevonden in deze wereld?! Gemeente van Jezus. Zegen elkaar. Dat hoeven we zeker niet enkel aan God over te laten!

Zegen elkaar! En zegen God. Ik heb het misschien wel eens eerder genoemd, maar bijna elk Joods gebed begint met zulke woorden: ‘Baruch atta Adonai’ – ‘Gezegend bent U, mijn Here, mijn God’. Eén enkele vondst in de Evangelietekst wil ik u niet onthouden. Opnieuw in de katholieke Willibrordvertaling horen we de volgende woorden – ja ze zijn best moeilijk te verstaan: ‘Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt. En als God wordt verheerlijkt in Hem, verheerlijkt God ook Hem bij zichzelf; ja, nu gaat Hij Hem verheerlijken.’

God lijkt zichzelf te prijzen en te verheerlijken. Het lijkt zo wel een zelfverheerlijking. Maar als je het leest als het kruisje-slaan – dit weekend was ik weer bij Pater Benny in Postel – als je het leest als het kruisje-slaan  – dan beweegt de zegen zich tussen God de Vader en de verheerlijkte Zoon. Zegenen gaat altijd twee kanten op. De eerste zegen is voor degene die de ander zegent. En elk Joods gebed begint misschien alleen daarom al met een zegen naar de kant van God. ‘Baruch atta Adonai’ – Gezegend bent Ú Heer onze God. Gemeente, zegen elkaar – en heb elkander lief. En dan worden de grenzen van dood en leven ook werkelijk overschreden.

Naar het overzicht