Nieuwsbericht toevoegen Overdenking toevoegen Agenda-item toevoegen

Ds. Hoekstra ‘de wijzen uit het oosten’

Op zondag, 2 december jl., ging ambulant predikant Hoekstra voor in de Ringvaartkerk in Nieuwerkerk a/d IJssel en sprak op de 1ste Zondag van Epifanie over de wijzen uit het oosten en las daarvoor Jesaja 60:1-7 en Mattheus 2:1-12.

De 'Wijzen uit het Oosten'. ‘Magiërs’ noemt de NBV hen, waardoor ze voor mij wel een hoog Harry Potter-gehalte krijgen. In ieder geval spreken ze tot de verbeelding. Juist omdat deze wijzen zo uit het níets opkomen. Ze hebben ook iets exotisch. Door de eeuwen heen zijn er uitgebreide verhalen over deze drie koningen verteld­. Hele grote vertellingen, terwijl Mattheus ons uiteindelijk maar een páár feiten over deze magiërs vertelt.

Jezus is gebóren. Méér zegt Mattheus er niet over. Daar vertelde Lúcas ons met Kerst iets meer over. Lucas vertelt ons het verhaal van de kribbe en dat er in de herberg geen plaats was. Lucas vertelt ons ook van de hér­ders die kwamen. Maar Matthéus vertelt ons van 'de Wíjzen'. Deze Magiërs komen uit Babylonië. Ze komen naar Israël toe omdat ze een stér gezien hebben. Voor hen is die ster blijkbaar iets heel bijzonders. Die ster stáát voor iets. Die ster staat voor de geboorte van een heel bijzonder iemand - voor een kóning. En niet zómaar een koning. Nee, het is naar hun besef dus wel een heel bijzóndere koning.

Wanneer deze Wijzen bij koning Herodes komen, vragen ze ook ronduit: "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?" Dat is toch ook al wel een heel zonderlinge vraag als de monarch zo vóor je staat. Nee, deze wijzen begrijpen dat er achter déze koning méér zit. Maar Babylonië – in wat nu Irak is - daar woonden in de tijd van Jezus heel veel Joden. Zóveel dat ná de verwoesting van de tempel van Jeruzalem het hart van het Jodendom in Babylon klopte. Vast en zeker hebben deze Wijzen contact gehad met Joodse Bijbelgeleerden. En van déze Schriftgeleerden wisten de Wijzen wie ze moesten zoeken. Ze moesten de Messías zoeken! De Messias - de Koning der Joden. Niet een gewone koning, maar de Koning der koningen - de Vredevorst! En het is de ster die deze mannen attent maakt op de koning die geboren is. Daarom zeggen deze wijzen ook: "We hebben zijn stér zien opkomen en wij zijn gekomen om hem eer te bewijzen." Deze koning willen we eren - Hem willen we húlde bewijzen.

Altijd zijn er mensen geweest die geloven dat de sterren en de sterrenbeelden ons lot bepalen. Ook vandaag de dag. En júist de geleerden in de Babylonische wereld stonden er om bekend dat zij heel veel kennis van de astrologie hadden. Ook van de astroNOMIE. Maar aan Israël is door de Schepper van hemel en aarde de astrologie uitdrukkelijk verboden. Joden die zich bezighielden met sterrenwichelarij stond in Bijbelse tijden de doodstraf te wachten. En we zien dan eigenlijk ook hoe dat verbod in Israël doorgewerkt heeft. We horen namelijk nergens dat die stér in Israël zo bijzonder gevonden wordt!

Maar waarom toont God deze mensen dan toch door een stér dat de Messias geboren is? Waarom weten zij nu juist door een ster dat de Koning der Joden geboren is? ‘Jesus Christ Superstar’. Misschien is de énige reden het feit dat deze mensen - deze Wijzen niet beter wísten. Geleerden - wijzen die niet beter weten! Ja, dát is het wonderlijke van het Evangelie... Een vriend van mij was indertijd stralingsdeskundige in het nucleair centrum van Petten. Hij zei heel stellig: ‘Al die wetenschappers daar geloven in God – nee, niet zoals in de kerk – maar ze geloven wél!’ Geloven zij in een hogere intelligentie dan wij hebben? Zien zij een scheppende kracht? En ja, misschien tekent dat de échte wetenschapper én de échte gelovige – beiden hebben een basishouding van verwondering en ontzag.

Misschien is dát wel het wonder van Kerst. Misschien maakt God in Zijn geweldige liefde voor ons mensen juist gebruik van de taal die wij verstaan. In íeder geval waren deze mensen wíjze mannen - want ze hebben de Messías gezocht en ze hebben de Kóning gevonden. Ze wisten dat ze in Israël moesten zoeken en van de Joodse Schriftgeleerden in Jeruzalem hoorden ze dat ze een klein stukje verderop - in Béthlehem moesten zijn. De Joodse Schriftgeleerden zagen niks in de sterren, maar dat van Bethlehem wisten zíj weer vanuit de Proféten.

Eenmaal in Bethlehem aangekomen zal het wel niet moeilijk geweest zijn uit te vinden waar dat hele bijzondere kind geboren is. Er waren daar zulke bijzóndere dingen gebeurd, dat de meeste mensen er wel van geweten zullen hebben. De herders hebben zich vast niet stil gehouden. En zo komen deze Wijzen - uit dat verre land - bij de Koning die ze gezocht hebben. En dan brengen ze Hem ook húlde - ze éren deze Koning en brengen geschénken.

Waarom vertelt Mattheus ons de geschiedenis van de 'Wijzen uit het Oosten' wél? Dat sterren-verhaal is Bijbels gezien immers gewoon een raar verhaal. Toch horen wij het. In ieder geval om de lezers van het Evangelie te vertellen dat Jézus de Mes­sías is. De Messias die in ons Oude Testament al aan Israël beloofd is. De Messias is de Gezálfde van God - de Kóning van Israël. En het is deze Jézus.

De Messias zal het volk Israël als schapen weiden. Dát is de belofte. Als een Herder - als een Koning. En zoals nu enkele Wijzen - deze niet-Joden - deze heidenen. Zoals nu enkele Wijzen uit de volkeren komen om deze Koning húlde te bieden, om geschén­ken te brengen zo zullen de vólkeren eens optrekken naar Jeruzalem om daar ook hún geschenken te brengen. Jeruzalem zal vréde kennen. De volkeren zullen Israël en Jeruzalem niet meer haten. Er zal vréde zijn. Vrede van de Messias. Er zal wélvaart zijn in Jeruzalem en er zal vréugde zijn. De jongelui komen thuis. Níet meer van het slagveld - niet meer uit de óorlog met al z'n ellende en verdriet. Maar iedereen zal blij kunnen zijn. Dát is wat de profeet Jesaja ons doorgeeft. Veel mensen snákken toch naar de vrede van de Messias?! De vrede van onze Heer?! En, zeggen de Profeten, het mag ook úitzicht zijn. Het is belófte en hier mag het al realiteit zijn. We mogen vrij tot Gód gaan. God gééft om ons. Wij zijn waardevol in Gods ogen. Daarom wil Hij ons ook vríj hebben. Hij wil ons vrijmaken. Vrij van angst. De Eeuwige wil ons bevrijden van angst voor het wereldge­beu­ren.

Dát is de grote boodschap van het Evangelie: de Here God wil vríje mensen. Mensen die vrij zijn in Hem. Mensen die niet gebonden zijn door een noodlot. God de Vader wil ons bevrijden - ook bevrijden van angst. En tegelijk mogen we uitzicht hebben naar de tóekomst. In gelovige taal zeggen we: God heeft deze wereld geschapen. Hij heeft ook de méns geschapen. En uiteindelijk zal Hij het bevrijdende woord spreken. Telkens in de geschiedenis roept God: "Stop! Tot hier en niet verder." Daar breekt het Rijk dan door en eens zal het grote: "Stóp! Tot hier en niet verder" klinken en dan zal Zijn vrede aanbreken. Een wérkelijke vrede. Dan zullen er niet 'enkele Wijzen' uit de volkeren komen. 'Enkele Wijzen' met geschenken. Nee, dan zullen de vólkeren opgaan naar Jeruzalem. Alle volkeren. Want dáár is de Messias - de Koning van Israël!

Tégelijk mogen we nu al bídden en wérken. We mogen bidden dat Zijn Konin­krijk spoedig mag komen. We mogen bidden om de Vrede­vorst - de Heer Jezus. En we mogen ook bidden dat God nú al met ons mensen zal zijn. We mogen daar ook aan wérken! En dat mag gemérkt worden in deze wereld. Wij mogen een bíddende en wérkende gemeente zijn onder ons Hoofd - Jezus Christus, de Koning van Israël, de Messias en de Vrédevorst. Hém verwachten wij. En in díe verwachting leven we in Zíjn Koninkrijk en mogen we wérken aan dat kómende Rijk van vrede en gerechtigheid - dat ónvoorstelbare.

 

 

Naar het overzicht