Nieuwsbericht toevoegen Overdenking toevoegen Agenda-item toevoegen

Esther van Schie ‘waarom’

Op 24 september 2017 kreeg de Protestantse kerk in Nederland er een predikant met een bijzondere opdracht bij.  Met haar benoeming werd duidelijk dat het werk onder migranten de Protestantse kerk nauw aan het hart ligt. Met name op het vlak van geloofs- en levensvragen wilde Van Schie migranten bijstaan op het gebied van ‘geloofsinburgering’.

Het is onderaan de metrolijn, te midden van sombergrauwe huizenblokken met graffiti. Daar woont ze, driehoog in een portiekwoning. Een troostelozere omgeving is je moeilijk voor te stellen. Ze vindt het fijn dat ik kom. Corona heeft haar bang gemaakt en ze is lang de deur nauwelijks uit geweest. Nu is er eindelijk tijd om te vertellen. Ze vertelt over haar jeugd in Myanmar. Van haar huis in het dorp in de bergen. Van de groepen kwetterende aapjes die het voorzien hadden op de rijpe bananen uit de boom naast haar huis. Van de rivier en de stukken grond die zo vruchtbaar waren dat je alle groenten kon telen die je maar wou.

En van haar zoektocht. Van de grote waaromvragen van het leven waar ze geen antwoord op had. Als kind al haar angst voor de dood. Ze wilde de beste boeddhiste zijn die er was, werd non, gaf alles weg aan de armen en mediteerde dagen aan een stuk.  De soldaten kwamen, de mannen werden gedwongen dragers voor het leger, zij vluchtte. Ze verdween als jonge vrouw in de schimmige illegale wereld van slavenwerk voor rijke Thai. Haar waaromvragen werden groter en haar angst voor de dood ook. Achter in de truck van haar meester lag weggesmeten een boekje over het christelijk geloof. Ze las en las en las. Via andere illegale 'hulpen in de huishouding’ kwam ze erachter waar een kerk was. Maanden duurde het voor ze de kans kreeg er een keer naar toe te gaan. Ze dronk het op, de boodschap van liefde en aanvaarding. Ze begon het pad van het christendom te lopen.

Met hulp zag ze kans te ontsnappen aan degenen die haar uitbuitten en ze kwam terecht in Nederland. Nu woont ze hier, onderaan de metrolijn. Soms is ze somber, dan ze verlangt ze terug naar haar dorp, de bergen en de jungle. Maar niet naar haar tijd als non, verzekert ze me. ‘Toen was ik altijd op zoek, altijd bang, altijd probeerde ik beter te worden zodat ik na mijn dood goed terecht zou komen'. Haar gezicht breekt open als ze verder gaat: ‘Maar nu weet ik dat ik nu al met God mag leven. En dat het nu al zeker is, ik ben niet meer bang voor de dood.’

Het geeft haar vrijheid en licht, midden in de wereld van grauwe huizenblokken onderaan de metro.

 

Naar het overzicht